Deforestatie, de grootschalige vernietiging van natuurlijke bossen om plaats te maken voor landbouw, veeteelt, houtkap, infrastructuur en mijnbouw, vormt een van de dringende milieuproblemen van onze tijd. Wereldwijd gaat er iedere vijf seconden een gebied ter grootte van een voetbalveld aan tropisch regenwoud verloren, waarbij in 2022 alleen al meer dan 41.000 vierkante kilometer aan primaire bossen werden gekapt of verbrand, een verlies dat de CO₂-uitstoot van ’s werelds op een na meest bevolkte land, India, elk jaar overtreft. Ook het tempo waarin bossen verdwijnen is alarmerend, sinds 2016 zijn er gemiddeld 28 miljoen hectare per jaar gekapt, goed voor een voetbalveld per seconde.
Toch hoort Suriname bij de zeldzame groep ‘High Forest cover, Low Deforestation’ (HFLD)-landen, met meer dan 90 % bosbedekking. Waar de wereldwijde gemiddelde jaarlijkse ontbossingsrate ruim 0,4 % bedroeg tussen 2000 en 2009, lag die in Suriname in die periode op slechts 0,02 %. Hoewel de deforestatie hier inmiddels licht is opgelopen naar gemiddeld 0,07 % per jaar tussen 2000 en 2019, blijft het verlies relatief klein in vergelijking met andere tropische regio’s. Deze stijging is echter zorgwekkend, want van 0,02 % in 2000–2009 naar circa 0,1 % in 2014–2015 een vervijfvoudiging in vijftien jaar.
De drijvende kracht achter Surinaamse ontbossing is ruime mate de goudwinning. Wanneer de internationale goudprijs piekte in 2012, schoot het boomdekverlies in Suriname met 71 % omhoog ten opzichte van eerdere jaren. Dit toont aan hoe sterk onze bossen meedeinen op mondiale grondstoffenmarkten en onderstreept de noodzaak van weerbare beleidsmechanismen die bestand zijn tegen zulke prijsschokken.
Internationale voorbeelden laten zien dat landelijke programma’s bosverlies effectief kunnen terugdringen. In buurland Guyana leidde het REDD+-partnerschap met Noorwegen tussen 2010 en 2015 tot 35 % minder ontbossing dan zonder afspraken zou zijn opgetreden, wat neerkomt op ruim 12,8 miljoen ton CO₂ die niet in de atmosfeer terechtkwam. Dit succes was vooral te danken aan stabiele financiering voor beschermde gebieden, transparant monitoren van bosveranderingen en strikte handhaving in zones met verhoogd risico.
Suriname kan van deze ervaringen leren door zijn eigen bosbeschermingskader te versterken. Ten eerste is het van belang om satellietgestuurde monitoring en openbare rapportages te intensiveren, zodat illegale kap sneller gesignaleerd wordt. Ten tweede verdient het aanbeveling om tijdig in te stappen op marktmechanismen zoals ‘Internationally Transferred Mitigation Outcomes’ (ITMOs) onder het Klimaatakkoord, waarmee het verhandelen van gereduceerde emissies extra inkomsten kan genereren voor bosbeheer. Daarnaast moet de regelgeving rondom concessies voor mijnbouw en houtkap worden aangescherpt, met heldere vergunningstrajecten en hogere boetes voor overtreders. Even cruciaal is de erkenning van traditionele gebruiksrechten van inheemse en lokale gemeenschappen: door zij een centrale rol te geven als rentmeesters, verhoogt niet alleen de naleving, maar profiteren zij ook direct van duurzame bossystemen. Tot slot zal het spreiden van economische kansen, onder meer via ecotoerisme en agroforestry, de prikkel verminderen om bossen te kappen en draagt het bij aan een veerkrachtige Surinaamse economie.
Alleen door deze elementen in samenhang te brengen van monitoring en marktinstrumenten tot wetgeving, gemeenschapsparticipatie en economische diversificatie kan Suriname zijn bossen behouden als onschatbare bron van biodiversiteit, waterbeheer en klimaatregulering voor toekomstige generaties.