In de wereld van olie en gas vormen overheidsbeleid en wetgeving de hoekstenen voor economische stabiliteit en duurzame groei. Noorwegen biedt een voorbeeld van een fiscaal vangnet dat prijsschommelingen opvangt: het Government Pension Fund Global, met een omvang van ongeveer US$ 1,738 biljoen (Maart 2025) opgebouwd uit olie en gasterugvloeien, opereert volgens een zogenoemde ‘3 percentregel’. Hierbij mag jaarlijks maximaal 3 % van het fondsvermogen via de begroting worden besteed, waardoor de Noorse economie beschermd blijft tegen de grillen van de grondstoffenmarkt .
Tegelijkertijd zet de Amerikaanse regering, via de Environmental Protection Agency (EPA), in op versoepeling van klimaatregelgeving voor energiecentrales. Op 11 Juni 2025 kondigde de EPA aan de CO₂-emissienormen en de regelgeving rond kwik en luchttoxine-uitstoot, ingesteld tijdens het Biden-tijdperk, te willen schrappen met het argument dat deze regels de energiekosten onnodig opdrijven . Critici vrezen dat dit de weg vrijmaakt voor meer vervuiling en gezondheidsrisico’s, terwijl voorstanders wijzen op kortetermijnbesparingen voor de energie-industrie.
In de Europese Unie fungeert het Emissions Trading System (EU ETS) als marktmechanisme om uitstootrechten te verhandelen en zo investeringen in koolstofarme technologieën te stimuleren. Sinds de start in 2005 dekt het ETS ongeveer 41% van de totale EU-emissies via plichten voor ruim 11.000 industriële installaties, energiecentrales en luchtvaartmaatschappijen binnen Europa . In 2024 daalden de uitstootrechtenquota met 5%, grotendeels dankzij verschuivingen naar hernieuwbare energie en minder fossiel verbruik, waarmee het systeem op koers ligt voor de doelstelling van een 62% emissiereductie in 2030.
Prijsontwikkelingen illustreren de praktijkimpact van dit beleid. Op 12 Juni 2025 noteerde Brent-olie rond US$ 68,63 per vat, licht lager na geopolitieke spanningen en handelsoverwegingen . Tegelijk stond de Henry Hub-gasprijs op circa US$ 2,84 per MMBtu op 3 juni, een reactie op seizoensvraag en voorraadbewegingen . Zulke volatiliteit benadrukt dat landen met een transparant en voorspelbaar beleidskader beter in staat zijn prijsschokken op te vangen en investeerders zekerheid te bieden.
Het Surinaamse parlement kan leren van deze internationale best practices door allereerst een wettelijk kader te ontwerpen dat olie en gasinkomsten via een soeverein fonds beheert, vergelijkbaar met de Noorse ‘3 percentregel’, om financiële buffers op te bouwen voor economisch zwaar weer. Tegelijkertijd zouden wetgevers een marktgericht CO₂-beleid kunnen invoeren, naar voorbeeld van het EU ETS, dat industrieën stimuleert te investeren in schonere technologieën en zo duurzame groei bevordert. Cruciaal is dat alle politieke partijen ongeacht hun ideologie gezamenlijk achter deze langetermijnstrategie staan en periodiek evalueren, zodat continuïteit en vertrouwen in het bestuur gewaarborgd blijven. Door dit soort overkoepelende wetgeving en samenwerkingsmechanismen te omarmen, legt het parlement de basis voor een stabiele energie-economie voor de Surinaamse samenleving.