Wat in 1993 begon als een opstand in een overvolle gevangenis, is dertig jaar later uitgegroeid tot een van de meest gedisciplineerde, georganiseerde en invloedrijke criminele syndicaten ter wereld. De Primeiro Comando da Capital, beter bekend als de PCC, is allang geen gevangenisbende meer. Het is een transnationaal imperium dat opereert als een multinational — met een heldere interne structuur, internationale distributielijnen en een jaarlijks inkomen dat zich kan meten met bedrijven uit de Fortune 500.
Toch is het niet hun brute geweld dat de PCC tot zo’n gevaarlijke kracht maakt. Het is hun visie, hun bijna religieuze discipline en de manier waarop ze vanuit een ideologisch fundament een parallelle orde hebben gecreëerd eerst binnen de Braziliaanse gevangenissen, daarna ver daarbuiten. In dit stuk duiken we diep in de opkomst van de PCC: van de eerste eed tussen acht gevangenen tot hun wereldwijde invloed op de georganiseerde misdaad.
De oorsprong van de PCC ligt in de gevangenis van Taubaté, in de staat São Paulo, waar op 31 augustus 1993 acht mannen elkaar trouw zwoeren. Ze noemden hun verbond het Primeiro Comando da Capital — een reactie op het bloedbad in de gevangenis van Carandiru een jaar eerder, waarbij 111 gevangenen omkwamen door toedoen van de militaire politie. De oprichters wilden een einde maken aan de wetteloosheid binnen het systeem en stelden een eigen morele code op. “Vrede, gerechtigheid, vrijheid, eerlijkheid, gelijkheid en eenheid onder gevangenen” — dat waren de kernwaarden waarop de groep zich baseerde. Overtredingen werden niet bestraft met disciplinaire maatregelen, maar met doodvonnissen. Wie stal van broeders, met de politie samenwerkte of lafheid toonde, werd zonder pardon geëxecuteerd na een intern tribunaal.
In de loop van de jaren verschoof de focus van moreel verzet naar machtsuitbreiding. De PCC bouwde aan een strak georganiseerde structuur die niets meer weg had van een straatbende. In plaats daarvan functioneerde ze als een staat binnen een staat. Vanuit hun celblokken stuurden leiders verschillende gespecialiseerde afdelingen aan. Er waren eenheden voor strategische planning, financiële administratie, lokale operaties, juridische afhandeling en zelfs voor het uitvoeren van vonnissen. Communicatie verliep via handgeschreven brieven, versleutelde telefoons, advocaten en digitale tussenpersonen. Voor de PCC is de gevangenis geen beperking — het is hun bestuurscentrum.
De ware kracht van de PCC werd pas zichtbaar toen ze het Braziliaanse staatsapparaat zelf uitdaagden. In mei 2006 werd São Paulo negen dagen lang geteisterd door een gecoördineerde aanval. Meer dan 150 mensen, waaronder politieagenten, gevangenisbewakers en burgers, kwamen om. Tientallen bussen gingen in vlammen op, openbare diensten werden platgelegd en angst greep de stad aan. Al deze acties werden geleid vanachter tralies. Het monopolie op geweld — ooit het exclusieve domein van de staat — werd op schokkende wijze betwist.
Tegelijkertijd bouwde de PCC aan haar internationale vleugels. Waar traditionele kartels zich richtten op geweld en smokkel, ontwikkelde de PCC een volledige logistieke keten. Ze kopen cocaïne in bij producenten in Bolivia en Paraguay en verschepen deze via Braziliaanse en Argentijnse havens naar Europa, Afrika en Azië. In de havens van Santos en Rosario, en zelfs in de minder bekende haven van Itaqui in het noorden van Brazilië, lopen hun routes. Hun inkomsten worden witgewassen via vastgoed, nevenbedrijven, digitale banken en cryptovaluta. Internationale opsporingsdiensten zoals Interpol en de Braziliaanse federale politie hebben hun aanwezigheid bevestigd in minstens 28 landen — waaronder Nederland, België, Spanje, Zuid-Afrika en de Verenigde Arabische Emiraten.
In São Paulo alleen al verdient de PCC naar schatting honderden miljoenen dollars per jaar. Hun winsten komen uit drugshandel, afpersing, bankroven en andere vormen van georganiseerde misdaad. Maar ze kopen ook loyaliteit. In de armste wijken bieden ze diensten aan waar de staat afwezig is: microkredieten, veiligheid en zelfs bemiddeling in conflicten. In sommige favelas zijn ze de enigen die het vuilnis ophalen. Waar de overheid faalt, biedt de PCC orde — tegen een prijs.
Wat de PCC zo gevaarlijk maakt, is dat ze zich zelden in de kijker speelt. Anders dan groepen als MS-13 of de Mexicaanse kartels, zoeken ze geen aandacht. Ze hanteren interne gedragsregels: leden moeten belastingen afdragen aan de organisatie, verspilling wordt bestraft en overmatige zichtbaarheid wordt gezien als zwakte. Hun leiders verschijnen niet op sociale media en vermijden publieke confrontaties. Hun kracht ligt in stilte, structuur en strategie.
Toch is het machtsblok van de PCC niet onaantastbaar. In 2024 begonnen zich scheuren te tonen. Interne verdeeldheid, rivaliserende facties, arrestaties in het buitenland en nieuwe vormen van digitale surveillance zorgen voor druk op hun operaties. Maar de vraag blijft: hoe bestrijd je een organisatie die binnen de muren van een gevangenis sterker is dan de staat daarbuiten?
De PCC is geen traditionele bende. Het is een ideologie, een economisch systeem en een wapen ineen. Zolang sociale ongelijkheid, overbevolkte gevangenissen en falende staatsstructuren voortbestaan, zal de opkomst van groepen als het Primeiro Comando da Capital niet de uitzondering zijn, maar een voorbode van wat komen gaat.