Terwijl het koor van bedrijfsleiders opnieuw klaagt over kwartaalstress trekt Washington de discussie open met een voorstel om beursgenoteerde bedrijven niet langer elk kwartaal te laten rapporteren maar twee keer per jaar, een zet die volgens het Witte Huis kosten drukt en bestuurders meer tijd geeft om te bouwen in plaats van te boekhouden.
De sleutel ligt niet in een presidentiële aankondiging maar bij de effectenwaakhond die sinds de jaren zeventig de kwartaalrapportage verplicht stelt. En die alleen via formele regelgeving de frequentie kan aanpassen, met een concepttekst, publieke consultatie en evaluatie voordat er ook maar een formulier wijzigt, waardoor het traject eerder een juridische mars is dan een sprint. Voorstanders zien aansluiting bij praktijken in het Verenigd Koninkrijk en delen van de Europese Unie waar halfjaarrapporten de norm zijn en kwartaalupdates vooral vrijwillig gebeuren, waardoor administratieve frictie afneemt en de blik verschuift van korte klappen naar lange lijnen, hoewel toezichthouders daar tegelijkertijd streng zijn gebleven op kwaliteit en vergelijkbaarheid.
Tegenstanders wijzen op het gat dat ontstaat wanneer regelmatige informatie verdwijnt, want minder meetpunten betekent later zicht op tegenvallers en meer ruimte voor ruis, terwijl studies laten zien dat liquiditeit juist terugvalt wanneer bedrijven de rapportfrequentie verlagen en beleggers vaker uitwijken naar alternatieve en minder betrouwbare bronnen. De markt zelf is intussen verdeeld, grote namen in de uitgevende hoek prijzen minder verplichtingen als zuurstof voor strategie, terwijl professionele beleggers het belang benadrukken van snelle en consistente datapunten die risico’s zichtbaar houden. En analisten verwachten dat zelfs bij een regelwijziging veel bedrijven vrijwillig op kwartaalritme blijven om kapitaal te binden tegen een redelijke prijs.
Wie het nuchter bekijkt ziet een spanningsboog tussen rapportage als kostenpost en rapportage als publieke afspraak, waarbij de uitkomst niet alleen gaat over papierwerk maar over hoe vertrouwen wordt georganiseerd in een markt die draait op tijdige informatie en gelijke toegang. En waarin elke verschuiving in ritme pas werkt wanneer de kwaliteit van de inhoud minimaal gelijk blijft en het toezicht er zichtbaar bovenop zit.