De Amerikaanse president heeft in een interview en in gesprekken met verslaggevers duidelijk gemaakt dat de krachtigste AI-chips van Nvidia voortaan uitsluitend voor binnenlandse klanten bestemd zijn, waarmee hij een hardere grens trekt dan tot nu toe verwacht en het speelveld voor bondgenoten en concurrenten in een moeite hertekent. De boodschap is duidelijk te begrijpen en lastig te negeren, want het gaat om de Blackwell-generatie die vandaag de maatstaf is voor training van grote modellen en geavanceerde supercomputers.
Enerzijds krijgt een bevriende industriële macht toegang tot een enorme tranche rekenkracht, omdat Nvidia recent overeenkwam om meer dan tweehonderdzestigduizend Blackwell-chips te leveren aan Zuid-Koreaanse partijen in overheid en bedrijfsleven, van halfgeleiderreuzen tot internetplatforms en autofabrikanten. Anderzijds klinkt vanuit Washington de belofte dat de absolute topvarianten niet buiten de Amerikaanse markt zullen belanden, waarbij vooral China expliciet wordt uitgesloten van de meest geavanceerde uitvoeringen.
De president hield een kier open voor minder krachtige versies richting Chinese afnemers, al benadrukte hij dat de topmodellen taboe blijven, en die nuancering voedt de politieke strijd in zijn eigen hoofdstad, waar haviken waarschuwen dat elke concessie de tegenstander toch vooruit helpt in militaire toepassingen en in de race om generatieve AI. Tegelijk laat het bedrijf zelf weten dat het momenteel geen exportvergunningen voor China nastreeft, omdat Peking het huis niet welkom acht, wat de commerciële prikkel dempt om nieuwe routes te openen zolang de diplomatie botst.
Eerder werd ruimte gemaakt voor verkoop van ingeperkte H-serie chips in China en tegelijkertijd werd de kraan voor de allernieuwste architectuur steviger dichtgedraaid, waarmee het beleid slingerde tussen gecontroleerde doorvoer en harde afkapping. Voor Nvidia betekent dit laveren tussen markten en ministeries en tegelijk de R&D-motor in de Verenigde Staten blijven voeden nu het marktaandeel in China richting nul is gegaan. Voor partners in Azië en Europa betekent dit scenario dat toegang tot rekenkracht meer dan ooit een diplomatiek dossier is en geen gewone inkoopbeslissing.
Wie inzet op eigen AI-infrastructuur doet er verstandig aan om niet alleen naar prijs en prestaties te kijken, maar ook naar leveringszekerheid, exportregimes en de politieke halfwaardetijd van beloften. In de praktijk betekent dit dat een mix van bronnen, alternatieve leveranciers en tijdige contracten belangrijker worden dan ooit, zodat projecten niet stilvallen wanneer het beleid weer een bocht maakt. Dat is geen manifest, slechts een nuchtere les uit een markt waar technologie en geopolitiek inmiddels onlosmakelijk met elkaar zijn vervlochten.