Met een wetsvoorstel dat rechtstreeks uit de plenaire agenda van Manilla lijkt te komen, wil afgevaardigde Migz Villafuerte de Bangko Sentral ng Pilipinas opdracht geven om gedurende vijf jaar jaarlijks tweeduizend bitcoin te kopen en die aankopen vervolgens minstens twintig jaar in koude opslag te bewaren, waarmee de Filipijnen zich positioneren als een van de eerste landen die Bitcoin als strategische reserve behandelt en dus als een aanvulling op goud en dollars die juist in onrustige tijden de financiële ruggengraat moeten verstevigen.
De tekst van House Bill 421 laat weinig ruimte voor vrijblijvendheid, want het creëert een formele Strategic Bitcoin Reserve, zet de centrale bankgouverneur aan het roer voor toezicht en auditing en schrijft voor dat de munten in een gedecentraliseerd netwerk van beveiligde opslagplaatsen worden bewaard zodat geografische spreiding en fysieke beveiliging de norm worden in plaats van de uitzondering, terwijl het parlement jaarlijks publiek verslag ontvangt over voortgang en naleving van de regels.
Opvallend is de nadruk op zichtbaarheid en verantwoording, want de wet eist een cryptografisch aantoonbaar proof-of-reservesysteem met kwartaalrapporten waarin totale voorraden, transacties en de controle over privésleutels openbaar worden gemaakt en waarbij een onafhankelijke derde partij de attesten naloopt, waardoor het vertrouwen van burgers, markten en internationale partners minder op woorden en meer op wiskunde rust.
De Filipijnse redenering sluit aan bij het internationale beeld waarin steeds meer overheden digitale activa verkennen als strategische buffer, want wie 10.000 Bitcoins wegzet schuift qua omvang voorbij El Salvador dat volgens de eigen Bitcoin Office iets meer dan zesduizend munten aanhoudt en komt in de buurt van Bhutan dat volgens onchain onderzoek een vijfcijferig saldo beheert, wat het debat voedt over de vraag of Bitcoin naast goud en valuta een blijvende rol in staatsbalansen krijgt.
Voorstanders in Manilla framen het asset als digitaal goud dat de afgelopen jaren gemiddeld stevig rendeerde en dat door zijn schaarse aanbod en wereldwijde verhandelbaarheid een hedge kan vormen tegen schokken in traditionele markten, terwijl critici vooral waarschuwen voor volatiliteit en governance-risico’s, maar juist daarom legt het voorstel een lange lock-upperiode op en verbiedt het tussentijdse verkoop behalve bij het aflossen van uitstaande overheidsschuld, waarmee de reserve wordt afgeschermd van politieke opportuniteit en speculatieve impulsen.
Wie dit naar Suriname vertaalt ziet dat een kleine open economie met nieuwe inkomstenbronnen in het vooruitzicht vooral gebaat is bij voorspelbare spelregels, en dat begint niet met grote posities maar met governance op orde, met onafhankelijke bewaring via multisig en met publieke rapportages die cryptografisch te verifiëren zijn. Zet daar een bescheiden plafond bovenop dat aanvankelijk slechts een fractie van de internationale reserves bedraagt, zodat de schokbestendigheid toeneemt zonder extra macro risico’s te stapelen, terwijl intussen de data-infrastructuur wordt gebouwd die later ook voor andere staatsactiva dienst kan doen.
Als Suriname deze lijn kiest groeit er geleidelijk een raamwerk waarin digitale bezittingen nooit los van wet en controle staan, waarin de Centrale Bank van Suriname en het parlement periodiek meetbare prestaties tonen en waarin burgers en investeerders dezelfde cijfers zien op hetzelfde moment, en juist die combinatie van kleine stappen, harde transparantie en lange horizon zorgt ervoor dat vertrouwen niet wordt gevraagd maar verdiend.