Wie naar de markten kijkt ziet vaak hetzelfde patroon terugkomen, wanneer de Amerikaanse dollar verzwakt lopen grondstoffen en risicovolle activa op en wanneer de dollar aantrekt valt er elders lucht uit de prijzen. Daarom tuurt iedereen naar de DXY die de waarde van de greenback afzet tegen een mand met vooral euro en yen aangevuld met pond, Canadese dollar, kroon en frank, met de euro als zwaargewicht in de weging.
De reflex om dalende dollars te verwachten is begrijpelijk maar de geschiedenis leert dat schokken vaker van de sterke dollar komen. De greenback kreeg in 1971 een vrijer spel toen de goudkoppeling werd losgelaten en het Bretton Woods systeem uiteen viel, later moest zelfs een gecoördineerde Plaza-afspraak eraan te pas komen om een overgewaardeerde dollar ordelijk te laten zakken. Omdat anders de tekorten en kapitaalstromen ontspoorden, sindsdien is een handeling constant gebleven, wanneer de dollar te snel stijgt trekken liquiditeit en risicobereidheid zich terug.
De machtspositie van de munt rust niet alleen op politiek en defensie maar ook op gewoonte en infrastructuur, olie en veel bulkhandel worden nog steeds hoofdzakelijk in dollars afgerekend. Terwijl reservebeheerders wereldwijd een meerderheid van hun officiële valutareserves in dollars aanhouden, bewegingen in dat aandeel zijn traag en cyclisch en weerspiegelen marktschommelingen meer dan een breuk met het systeem.
De actuele puzzel is simpel en tegelijk verraderlijk, speculanten kunnen tijdelijk tegen de dollar inzetten en het indexcijfer omlaag duwen. Maar zodra financiering in dollars schaarser wordt kantelt het spel en ontstaat een vraagpiek naar dollars om schulden te rollen en margin te stutten. Dat is het moment waarop de DXY vaak scherp draait en andere markten kwetsbaar blijken, wie de crises van 2008 en 2020 terugkijkt herkent de volgorde.
Voor Suriname, dat in dollars importeert, in een kleine munt afrekent en inkomsten zoekt in grondstoffen en diensten, betekent een sterke dollar allereerst duurdere inkoop van brandstof, voedsel en materialen, wat direct druk zet op bedrijven en huishoudens. Tegelijk krijgen exporteurs die in dollars factureren juist ademruimte zolang volumes en contractprijzen standhouden, waardoor het loont om minder op meningen en meer op kasstromen te sturen.
Concreet helpt het wanneer bedrijven hun korte verplichtingen in dollars naast hun verwachte instroom leggen en tijdig afdekken wat ongedekt blijft. Een eenvoudige regel werkt vaak het best, zet eerst de essentiële importen vast en laat pas daarna ruimte voor opportuniteit en overheden. Zo kunnen instellingen de markt rust geven door importdekking en reservecijfers transparant te maken zodat prijsverwachtingen op feiten drijven.
Voor beleggers en ondernemers geldt dat timing belangrijk is maar structuur belangrijker, wie inkoopcontracten strategischer inplant en transport en voorraadbeheer afstemt op dollarschommelingen verdient vaak meer zekerheid terug dan wat een gok op de wisselkoers zou opleveren. Wie daarnaast projecten in energie-efficiëntie en lokale toelevering versnelt verlaagt structureel de dollarafhankelijkheid zonder het wiel uit te vinden.
De wereld kan niet lang op een te sterke dollar draaien maar de weg naar evenwicht gaat zelden in een rechte lijn. Suriname vaart het best wanneer de rekeningen kloppen bij een dollar die zowel sterker als zwakker kan zijn, dan blijft de economie wendbaar en het publiek vertrouwen groter dan de golfslag van de markten.