Nvidia staat midden in een gevecht dat tegelijkertijd commercieel, technologisch en geopolitiek is, en de man in het brandpunt zegt het hardop. Topman Jensen Huang laat weten dat hij zijn nieuwste Blackwell chips graag weer in China zou willen zien, maar voegt er meteen aan toe dat dat besluit niet meer bij hem ligt en dat alleen het Witte Huis de deur kan openen. Hij spreekt dat uit in Zuid-Korea, op een moment dat de spanningen tussen Washington en Peking over kunstmatige intelligentie en rekencapaciteit verder worden opgevoerd, precies een dag nadat de Amerikaanse president en de Chinese leider elkaar hebben ontmoet voor een gesprek waarin halfgeleiders nadrukkelijk op tafel lagen. Huang zegt blij te zijn dat de twee leiders überhaupt aan dezelfde tafel zaten en noemt het goed voor de wereld als de twee economieën blijven praten, al weet hij naar eigen zeggen niet wat er precies is gezegd. Hij noemt het simpelweg hoopvol dat beide regeringen een weg zoeken waarin handel in high-end rekenkracht weer mogelijk is zonder dat het meteen als bedreiging wordt gezien.
De inzet draait om Blackwell, de nieuwste generatie AI chips van Nvidia die wereldwijd wordt gezien als het hart van de huidige golf in kunstmatige intelligentie. Deze chips leveren brute rekenkracht voor taalmodellen, defensiesimulaties, autonome systemen en andere toepassingen die staten inmiddels strategisch noemen. Daarom gelden er beperkingen. De Verenigde Staten heeft in de afgelopen periode strikte regels ingevoerd op de export van de meest geavanceerde Nvidia chips naar China en geeft als argument dat die rekenkracht de ontwikkeling van Chinese militaire technologie zou versnellen. In die logica past dat Washington sommige minder krachtige chips onder voorwaarden nog wel wil laten exporteren, maar de absolute topstukken zoals Blackwell voorlopig niet. President Trump zegt dat China zal mogen praten met Nvidia over chips in algemene zin, maar liet na zijn gesprek met Xi duidelijk weten dat Blackwell niet is aangeboden, en dat alleen hij de uiteindelijke knoop doorhakt. Dat is niet toevallig, want in Washington lopen ook in eigen huis de meningen uiteen. Een deel van de politieke klasse ziet het beperken van chiptoegang als een vorm van strategische afscherming, een digitale variant van het oude wapenembargo, en wil geen millimeter toegeven. Een ander deel zegt dat gecontroleerde toegang juist handig is, omdat het Chinese bedrijven afhankelijk houdt van Amerikaanse technologie, waardoor de VS invloed houdt op de architectuur van dat ecosysteem.
Nvidia probeert ondertussen een middenweg te bouwen. Het bedrijf werkt aan speciale versies van zijn topchips voor de Chinese markt, afgeleid van de Blackwell architectuur maar kunstmatig geknepen zodat ze onder de drempels van de Amerikaanse exportregels zouden passen. Die aanpak zagen we eerder al bij een chip die bekendstaat als H20, een speciaal model voor China dat minder capabel is dan de productieversies die elders worden geleverd en dus politiek beter verkoopbaar was richting Washington. Die lijn kraakte echter snel. Eerst legde de Verenigde Staten verkoopstoppen op, daarna kwam er een compromis onder druk van onderhandelingen met China, daarna draaide Peking zelf de kraan dicht door Chinese bedrijven te waarschuwen geen vertrouwen te stellen in dat Amerikaanse aanbod en in plaats daarvan binnenlandse leveranciers te steunen. Het gevolg is dat Nvidia in China marktaandeel verloor, van bijna dominante positie naar praktisch nul voor de meest gevoelige AI chips, en dat in razend tempo. Huang zegt nu openlijk dat hij voor China niet langer met een marktaandeel rekent, maar met leegte.
Die leegte is gevaarlijk voor Nvidia, maar ook voor de Verenigde Staten. Huang zegt dat wie denkt dat je China gewoon kunt afsluiten van de beste rekenkracht een verkeerde voorstelling van zaken heeft. Volgens hem is het naïef om te doen alsof China nergens meer kan komen zonder Nvidia, omdat Chinese bedrijven zoals Huawei inmiddels eigen serverplatformen en eigen AI accelerators bouwen. Hij noemt het ronduit dom om die concurrent te onderschatten, en hij waarschuwt dat Peking dan simpelweg vol inzet op eigen halfgeleidercapaciteit, waardoor de VS op termijn juist invloed verliest. Dat argument snijdt op meerdere fronten. Als China volledig overstapt op binnenlandse chips, valt een markt van honderden miljarden aan toekomstige AI-investeringen buiten Amerikaans bereik en kan Washington geen voorwaarden meer stellen via licenties. Tegelijk raakt Nvidia een inkomstenstroom kwijt die momenteel nodig is om de volgende generatie superchips te financieren, chips die niet alleen taalmodellen draaien maar complete robotica, wapensystemen en autonome logistiek kunnen aansturen. Een land dat die rekencapaciteit levert, levert ook een machtspositie.
Nvidia is niet alleen de hofleverancier van datacenters in Silicon Valley, maar ook hofleverancier van nationale ambities. Zuid-Korea heeft tijdens Huangs bezoek een groot pakket aangekondigd, waarbij de staat en zwaargewichten als Samsung, SK Hynix en Hyundai rechtstreeks met Nvidia optrekken om een eigen AI infrastructuur op te bouwen die bestaat uit honderdduizenden grafische processoren voor nationaal gebruik. Dat betekent niet alleen snellere AI voor fabrieken, auto’s en softwarebedrijven in Seoul, maar ook een strategische buffer tegen schommelingen in Washington en Peking. Als landen buiten de directe as VS China beginnen hun eigen rekenkrachtreserves aan te leggen, ontstaat een derde pool in de AI wapenwedloop en die derde pool kan zowel inkopen bij Nvidia als onderhandelen met wie de exportregels schrijft.
De onderstroom van dit alles raakt ook kleine economieën zoals Suriname op een andere manier dan men op het eerste gezicht zou denken. Kunstmatige intelligentie draait niet meer op een leuke laptop onder een bureau, maar op zware rekencentra die toegang geven tot taalmodellen, voorspelling van grondstoffenstromen, risicometingen voor natuur en klimaat en beveiliging van kritieke infrastructuur. De landen die toegang hebben tot die capaciteit kopen straks niet alleen rekenkracht, ze kopen invloed, want wie rekent beslist. De tweestrijd tussen Washington en Peking over wie de sleutels houdt van de nieuwste chips laat zien dat deze technologie inmiddels op hetzelfde niveau wordt behandeld als olie, havens of defensiesystemen. Voor een land dat leeft van grondstoffen, havens en toekomstige offshore energie is dat een duidelijke wake-up call. Toegang tot high-end rekencapaciteit wordt een machtsfactor in onderhandelingen over investeringen, concessies, grensbewaking en zelfs milieubescherming. Wie straks alleen afhankelijk is van een buitenlandse speler voor die capaciteit, leent niet alleen technologie maar leent ook kwetsbaarheid. De les is dat digitale soevereiniteit geen luxe woord is voor conferenties, maar een economische realiteit die nu al wordt uitgevochten boven onze hoofden, chip voor chip.