In November 1973 vormden de NPS, PNR, KTPI en PSV onverwacht een krachtige alliantie onder de naam Nationale Partij Kombinatie, goed voor 22 van de 39 zetels, waarmee de VHP naar de oppositie werd verwezen. Onder leiding van Henck Arron werkten zij ongekend snel toe naar onafhankelijkheid, een gemeenschappelijk doel dat op 25 November 1975 werd verwezenlijkt. Zolang de strijd voor soevereiniteit de drijvende kracht was, bleven de uiteenlopende visies op sociaaleconomisch beleid en machtsverdeling onderbelicht, maar na 1975 eisten die tegenstrijdigheden hun tol.
In 1977 stortte de eens zo hechte coalitie in, waarna de militaire coup van 1980 het experiment definitief beëindigde. De geschiedenis van de NPK-1 toont aan dat een coalitie die zich uitsluitend bindt aan een monumentaal doel, hoe ingrijpend ook, zonder een robuust, gezamenlijk beleidsprogramma voor de lange termijn niet houdbaar is.
Vandaag zien we hetzelfde als dat van toen. Zonder dat de stemmen volledig zijn geteld, zit de NDP met de kleinere partijen te onderhandelen en hopen om de meerderheid te kunnen smeden. Alle partijen lijken opnieuw gezamenlijk het politieke spel te willen domineren, maar ik vraag me af: op basis waarvan? Zoals we geleerd hebben in het verleden, zonder transparantie over beleid en institutionele versterking en wat er concreet gedaan gaat worden tot de inkomsten van olie, ontbreekt elke legitieme ondergrond voor zulke afspraken, waardoor ook deze formatie dreigt te falen en onze kinderen een hoge prijs zullen betalen.
Wie van de NPK-1 wil leren, moet erkennen dat duurzame samenwerking meer vereist dan het najagen van inhoudloze beloftes. Een nieuw kabinet zal vanaf dag een een concreet, meetbaar beleidsprogramma moeten definiëren voor onder meer onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, financiën en infrastructuur. Tegelijkertijd is een onafhankelijk orgaan nodig dat de besteding van publieke gelden kritisch volgt en transparant rapporteert, zodat burgers en partijen zien dat gemaakte afspraken worden nagekomen. Regelmatige, informele overleggen kunnen vervolgens onuitgesproken spanningen blootleggen en wegwerken, voordat zij uitgroeien tot breuklijnen.
Als Suriname in 2025 de belofte van olie- en gasinkomsten wil verzilveren waar al aanzet toe gedaan is met het RVI programma, ligt de uitdaging niet slechts in de formatie, maar in het vermogen van alle betrokken partijen om die formatie te baseren op gedeelde waarden en concrete resultaten. Alleen dan kan een nieuwe coalitie niet alleen de macht behalen, maar die vervolgens ook vasthouden en verantwoording afleggen aan de Surinaamse samenleving.