Wie de woorden van Jane Jacobs nog altijd hoort naklinken, herkent in het City Revival Plan van president Irfaan Ali een poging om een stad weer als levend ecosysteem te zien, niet als schema op papier maar als weefsel van straten, pleinen, handel en gesprekken dat alleen bloeit wanneer bewoners meedoen en bestuur faciliteert. De ambitie om Georgetown te vormen tot een echte Garden City is groot en precies daarom voelt het moment juist, want water, groen en erfgoed kunnen samen het decor worden van een stad die opnieuw ademhaalt en bezoekers verleidt zonder haar ziel te verliezen.
De route begint aan de rivier, waar het Stabroek-waterfront en de markt als visitekaartje worden opgepoetst, met ruimte voor recreatie en kleine ondernemers die de veelstemmigheid van Guyana laten zien en de economie direct voeden. Verderop krijgt de Lamaha Railway Courtyard een tweede leven, niet alleen als plek om te wandelen maar als stedelijke huiskamer waar je even kan stilstaan en waar gesprekken tussen generaties vanzelf ontstaan, precies het soort ruimte dat Jacobs bedoelde wanneer zij pleitte voor ogen op straat en voor buurten die zichzelf dragen.
De president maakte duidelijk dat schoonheid alleen overeind blijft wanneer gedrag mee verandert en riep daarom de private sector en het maatschappelijk middenveld naar voren, niet als applausmachine maar als mede-ontwerpers. Dat is de juiste volgorde, want succesvolle stadsvernieuwing wordt zelden gewonnen met één grote ingreep, zij groeit via veel kleine afspraken die samen vertrouwen kweken en die elke bewoner het gevoel geven dat de stad ook van hem of haar is.
Het voorstel om delegaties van ondernemers, wijkorganisaties en ambtenaren naar voorbeeldsteden te sturen, kan die omslag versnellen. In Caño Martín Peña in San Juan werd met een Community Land Trust een kwetsbare delta stap voor stap tot veerkrachtig stadsweefsel gemaakt, met waterbeheer en grondrechten als tweeling. In Durban lieten buurtorganisaties zien hoe upgrading van informele wijken niet alleen baksteen is maar vooral nabijheid en diensten die segregatie doorbreken. In Mumbai bewees de samenwerking tussen overheid en SPARC dat herontwikkeling kan leiden tot eigendomszekerheid, betere afwatering en infrastructuur in buurten die ooit buiten de kaarten vielen. In Camden aan de oever van de Delaware liet de Cooper’s Ferry Partnership zien hoe een stad in verval via non-profit en lokaal bestuur toch koers vindt, met parken, kades en veiligheid als vliegwiel voor herstel.
Er zijn evenveel lessen te halen uit steden met zware erfenissen als uit steden die al verder zijn met hergebruik en mobiliteit. Parijs schrijft autoarme boulevards en herbestemd erfgoed samen in één verhaal, Medellín koppelde publieke ruimte aan betrouwbaar vervoer waardoor sociale integratie en veiligheid zichtbaar verbeterden, Lissabon verbond klimaatadaptatie en biodiversiteit in een Green Plan dat parken, watergangen en erfgoed tot één netwerk maakte, Durban gaf straatverkopers en kleine bedrijven letterlijk een plek in het ontwerp van pleinen, New York tilde een verlaten spoorlijn omhoog tot de High Line en toonde hoe geschiedenis en nieuwe economie elkaar kunnen aantrekken. De parallel met Georgetown ligt voor het oprapen, want wie erfgoed en logistiek verbindt en wie het wandelpad naast de marktkraam legt, bouwt aan trots en aan kasstromen tegelijk.
Het plan staat ook niet los van grotere strategieën. In Guyana’s Low Carbon Development Strategy 2030 kwam al naar voren dat natuurwinst en stadswinst elkaar kunnen versterken wanneer beheer, data en participatie als één systeem worden ingericht, precies de basis die nodig is om een Garden City niet alleen te tekenen maar ook te onderhouden, van drainage en kanalen tot musea en parken die als netwerk functioneren in plaats van als losse ansichtkaarten.
De horizon reikt verder dan de eigen kade. De Wereldstedenconferentie WUF13 vindt in mei 2026 plaats in Bakoe en niets staat in de weg om Georgetown daarna kandidaat te maken voor een volgende editie, want een stad die zichtbaar vernieuwt met bewoners aan het roer heeft precies de mix die planners, financiers en onderzoekers willen zien. Zo’n ambitie dwingt bovendien tot meetpunten, want alleen wie onderhoud, veiligheid, waterkwaliteit, loop- en fietsaandeel en lokale werkgelegenheid elk kwartaal volgt, weet of de tuin groeit of stilvalt.
Wie nu al een kleine stap wil zetten die grote verandering mogelijk maakt, legt per buurt een lijst vast van drie concrete ingrepen die binnen twaalf maanden haalbaar zijn en die tegelijk schoonheid, veiligheid en verdienvermogen raken, bijvoorbeeld groen aanleggen langs routes naar school, stoepen en fietsstroken door trekken tot aan markten en kades, en vergunningen voor terrassen en kiosken koppelen aan beheer van de publieke ruimte. Zulke afspraken klinken bescheiden maar zorgen dat plannen op straat landen en dat bewoners merken dat hun stad niet alleen belooft maar levert.