In de schaduw van wereldwijde klimaatambities pompen ’s werelds grootste en opkomende olieproducenten ongehinderd meer ruwe olie uit de grond. Terwijl de internationale gemeenschap steeds luider roept om een snelle transitie naar netto-nuluitstoot, kiezen landen als de Verenigde Arabische Emiraten, Irak, Saoedi-Arabië, Brazilië, Guyana, Namibië en zelfs klimaatkoploper Noorwegen voor uitbreiding van hun productiecapaciteit.
De Verenigde Arabische Emiraten, traditioneel een van OPEC’s zwaargewichten, investeert momenteel fors in de vergroting van de capaciteit van ADNOC van 4,8 naar 5 miljoen vaten per dag voor 2027, met perspectief op zelfs 6 miljoen vaten indien de markt daarom vraagt. Daarmee hoopt het land een hogere quotumpositie binnen OPEC+ te verwerven en zo zijn strategische invloed te consolideren.
Ook Irak, de op een na grootste OPEC-producent, zet vol in op groei. Met een huidige productie van ongeveer 4 miljoen vaten per dag streeft Bagdad ernaar om dit binnen enkele jaren op te schroeven naar 6 a 7 miljoen vaten. Aangewakkerd door de enorme staatsinkomsten uit olie, blijft de Iraakse regering vooralsnog trouw aan haar “zwarte goud” om sociale voorzieningen en infrastructurele opgaven te financieren.
Saoedi-Arabië, ’s werelds grootste olie-exporteur, handhaaft zijn pijlers rond een capaciteit van 12 miljoen vaten per dag. Ondanks grootschalige investeringen in hernieuwbare energie van 44 GW aan projecten in aanbouw benadrukt Riyad dat oliewinning cruciaal blijft voor de wereldwijde energiezekerheid en voor de diversificatie plannen van het koninkrijk.
Buiten OPEC schreeuwen Braziliaanse offshorevelden om meer aandacht. Met een investeringsplan van $111 miljard tot 2029 wil Petrobras nieuwe olielagen in de pre-salt en de Foz do Amazonas ontsluiten. De recente veiling voor exploratieblokken trok het gros van de ‘Big Oil’, enthousiast over het groeipotentieel van de Zuid-Amerikaanse reus.
In Guyana, de relatieve nieuwkomer op de petromarkt, vertaalt een productie van 660.000 vaten per dag zich in een economisch groeisprint. Met verwachtingen om in 2030 1,3 tot 1,7 miljoen vaten per dag te halen, groeit Guyana uit tot de op twee na grootste olieproducent per hoofd van de bevolking.
Namibië profileert zich als de volgende “nieuwe Guyana” want Shell, TotalEnergies en Galp deden al grote ontdekkingen voor de kust, maar zonder infrastructuur blijft het gat tussen vondst en winning groot. De overheid overweegt extra fiscale stimuli om investeringen naar zich toe te trekken en het definitieve investeringsbesluit voor 2027 officieel te beklonken.
Zelfs Noorwegen, Europees koploper in hernieuwbare elektriciteitsopwekking en met een autovloot die voor 97% uit elektrische voertuigen bestaat, blijft tot minstens 2035 inzetten op olie- en gaswinning. Met zijn Staatsinvesteringsfonds van bijna $2 biljoen en plannen van Equinor om capaciteit uit te breiden, benadrukt het Scandinavische model dat een geleidelijke transitie hand in hand moet gaan met behoud van productie om de energiemarkt stabiel te houden.
Terwijl internationale klimaatakkoorden duwen op krimpende fossiele emissies, toont de realiteit van vandaag een volatiele wereldmarkt die zekerheid zoekt in een voortdurende toevoer van olie. De vraag rijst of deze dubbele strategie enerzijds “groen” profileren, anderzijds “zwart goud” opvoeren op langere termijn houdbaar is voor zowel klimaat als economie. De mondiale ‘oliebom’ biedt een welkome financiële impuls voor Suriname, maar de keuzes die nu worden gemaakt bepalen of het land morgen een duurzame economie heeft. Alleen door economische groei, ecologische zorg en maatschappelijke participatie in een geïntegreerde koers te verenigen, kan Suriname de vruchten plukken van zijn offshore-voorraden en bouwen aan een toekomstbestendig fundament.